verder.
terug.

-1c-

Uit: Gemeente Archief Venlo  |  ingezonden door john deckers  R48

Nieuwbouw en uitbreiding 1956-1968

 

In september 1950 ontving het bestuur van de Vereniging bericht, dat de minister van onderwijs accoord ging met nieuwbouw voor de Ambachtsschool. In juli 1951 werd een perceel grond bij het Onze Lieve Vrouweplein in Venlo door de gemeente Venlo aangekocht van de erven H.M. Berger. De gemeente verkocht deze grond een jaar later door aan de Vereniging. Eind 1952 was de architect J. Kayser bezig met het maken van de schetsplannen voor de nieuwbouw. Een jaar later waren de definitieve plannen naar de minister gezonden ter goedkeuring. De aanbesteding van de school met ruimte voor 600 leerlingen had plaats op 28 juni 1954, waarbij de bouw werd gegund aan de firma C. Overdevest uit Rijnsaterswoude. Begin september van dat jaar werd met de bouw begonnen. Op 1 december 1955 werd het hoogste punt bereikt en op 16 mei 1956 werd door oud-directeur J.M. van der Hart in de hal van de nieuwe school een gedenksteen geplaatst. De ingebruikneming van het nieuwe gebouwencomplex had plaats op 1 september 1956, waaraan tevens het 50-jarig bestaan van de Vereniging tot Bevordering van het Ambachtsonderwijs in Limburg werd gekoppeld. De nieuwe Ambachtsschool werd verrijkt met enkele kunstwerken. Aan de zijde van de Emmastraat zijn tegen de gevel acht allegorische voorstellingen aangebracht, die betrekking hebben op de ambachten die hier onderwezen werden, vervaardigd door de Venlose kunstenaar Jac. van Rijn. De oud-leerlingen boden bij de opening een opaline muurdecoratie aan, die in de hal was opgehangen en gemaakt was door Charles Eyck.

 

In verband met de wettelijk voorgenomen uitbreiding van het aantal leerjaren van drie naar vier moest al tijdens de bouw een nieuw lokalenplan worden opgesteld. Deze uitbreiding was eind 1956 nog niet goedgekeurd, zodat nog steeds zo'n 150 leerlingen in het oude gebouw aan de Tegelseweg moesten worden gehuisvest. Voor dit gebouw werd een herstelplan opgesteld. Eind augustus 1959 ontving het bestuur van de LTS bericht van de minister van onderwijs dat de uitbreiding met acht theorielokalen, een bankwerkerij, een plaatwerkerij, een lasserij, dokterskamer en enkele dienstruimten was goedgekeurd. De bouw zou in twee fasen worden uitgevoerd. Toch zou het nog tot eind november 1964 duren voor de staatssecretaris van onderwijs met de ingediende plannen accoord ging. Op de ledenvergadering van de Vereniging van begin februari 1965 klonken dan ook hoopvolle geluiden over de verwezenlijking van de al jaren bestaande uitbreidingswensen. De architecten Johan Kayser uit Venlo en Peutz uit Heerlen hadden de bouwplannen toen bestekklaar en men verwachtte in het najaar te kunnen beginnen met de bouw. Die omvatte uiteindelijk zes praktijk-, drie teken- en zeven theorielokalen, een nieuwe aula met toneelaccommodatie en ruimten voor een arts, het lerarencorps en de administratie. Onder de aanbouw kwam een stalling voor 1000 fietsen. Bovendien werd de bestaande aula aan de Emmastraat verbouwd tot tweede gymnastieklokaal en de ingang verplaatst van de Emmastraat naar de Van Nijvenheimstraat. Het zou nog tot in 1968 duren voordat die gereed was en het oude gebouw aan de Tegelseweg definitief kon worden verlaten. De oude school werd in de zomer van 1971 afgebroken. (zie voetnoot)

 

Technisch onderwijs 1956-1993

 

De LTS kreeg bij brief van 13 augustus 1957 van de minister van Onderwijs toestemming om over te schakelen van een tweejarige naar een drie- en vierjarige opleiding. Omdat tegelijkertijd als toelatingseis werd gesteld het doorlopen hebben van het zesde leerjaar van een lagere school, ongeacht de leeftijd van de leerling, werd het leerplan uitgebreid met een algemeen leerjaar, dat aan de vakopleiding voorafging.

In 1958 werd toestemming verkregen om het leerplan uit te breiden met de opleiding meubel- en woningstofferen waaraan de onderbezette afdeling meubelmaken werd toegevoegd, en met het lesvak fitten, lood- en zinkwerken. Het jaar daarop werd het leerplan uitgebreid met een cursus fijnmetaalbewerking.Met ingang van het leerjaar 1964-1965 werd een begin gemaakt met de invoering van drie stromen in het lager technisch onderwijs: de A-stroom overwegend theoretisch, de B-stroom praktisch en theoretisch en de C-stroom overwegend praktisch onderwijs terwijl een jaar later het ITO (Individueel Technisch Onderwijs) werd ingevoerd.

Het bestuur van de LTS vroeg in het najaar van 1966 aan de gemeente om steun voor de oprichting van een afdeling voor part-time dagonderwijs. Het betrof voortgezet vakonderwijs van een dag in de week aan jongens die de LTS afgemaakt hadden en nu bij een baas in betrekking waren. Uit "paedagogische en organisatorische overwegingen alsmede een andere wijze van benadering en didactiek" was het gewenst dit onderwijs in een andere omgeving te huisvesten. De gemeente ging hiermee accoord, maar het zou tot in 1970 duren voor men aan deze wens zou kunnen voldoen. Tot die tijd werd er aan die leerlingen nog steeds les gegeven in het oude gebouw aan de Tegelseweg.

                                              --------------------------------------------

Noot van Will Sorée

 

8 Mei 1968 zwaaide ik als dienstplichtig wachtmeester bij de Cavalerie af (zie www.66-5.soree.nl)

Per 1 augustus 1968 werd ik, naast mijn baan als onderwijzer op de Woonwagencentrumschool, als part-time docent benoemd aan de opleiding Part-time automonteurs. Deze jongeren hadden het diploma Ambachtsschool al in bezit, maar kwamen 1 dag in de week terug naar school. O.a. Nederlands stond op het rooster.

Tot 1970 heb ik iedere woensdagmiddag les gegeven in de enorme bouwval aan de Tegelseweg. Door de klas lopend moest men uitkijken om niet door een gat ineens een 10 cm omlaag te vallen. Op sommige plaatsen kon je door de vloer het klaslokaal op de benedenverdieping zien.

Na 1970 ging de opleiding part-time automonteurs over naar de van Nijvenheimstraat.

Tot 1972 heb ik daar ook nog iedere woensdagmiddag les gegeven, waarna ik op de woensdagmiddagen les ben gaan geven op de Opleiding Ziekenverzorgenden op Maria Auxiliatrix.