Vanaf maart 1944 werd Bergen-Belsen in een concentratiekamp veranderd. Het werd bevolkt
door een groot aantal joden, die niet meer tot werken in staat waren, alsmede dwangarbeidsters
en later ook geëvacueerde gevangenen uit concentratiekampen uit het oosten. De overbevolkte
situatie veroorzaakte nog meer doden door ziekten, ondervoeding en uitputting. Alleen
al tussen januari en april 1945 stierven ongeveer 35.000 personen.
Bij de bevrijding
van Bergen - Belsen door de Britten op 15 april 1945, troffen zij duizenden onbegraven
lichamen aan. Er waren toen ongeveer 60.000 overlevenden, waarvan er nog 13.000 overleden
in de volgende dagen en weken. Er werd een aantal massagraven aangetroffen. Bergen
- Belsen werd na de bevrijding met de grond gelijkgemaakt, vanwege de besmetting
met tyfus en luizen.
Anne Frank en haar zuster Margot bevonden zich onder de slachtoffers.
Zij stierven vlak voor de bevrijding in maart 1945. Anne stierf aan tyfus, Margot
niet. Margot viel uit haar bed in een barak en kwam op de grond terecht. Meteen na
deze val stierf zij. De schrijver Ischa Meijer en zijn ouders behoorden tot de overlevenden
van het kamp.
Tegenwoordig zijn in het voormalige concentratiekamp Bergen - Belsen
een bezoekerscentrum en een aantal monumenten. Van de barakken kunt u niks zien.
De Engelsen hebben na de bevrijding het kamp in brand gestoken.